
In de jaren ‘80 deelde ik in Moskou een piepklein appartement met een groep Vietnamese gastarbeiders. Ze maakten voor mij het lekkerste eten dat ik ooit in de USSR proefde. Het waren kippenpoten in een marinade. En met poten heb ik het niet over een drumstick of een dijbeen, maar over de looppoten. De ‘vlerken’ zeg maar. Het was onwerkelijk lekker en een schril contrast met de kool waar ik eerder over schreef.
Tien tijdzones kende het land waar ik geboren ben. Geografisch bekeken is het een enorm groot land en als je op het toenmalige regime afgaat dan is de USSR het beste land ter wereld. Als je er woont, dan weet je wel beter. En als je – zoals ik – behoort tot een onderdrukte minderheid dan ben je al blij dat je het leven hebt.
Als ik de benen neem, verandert alles.
Eenmaal over het hek ontdek ik de andere wereld ten volle. De smaak van de worst die ik in Hongarije krijg zal ik nooit vergeten. Net als de zoete geur die in Israël in de lucht hangt. Het is allemaal niet genoeg om me daar te houden, want ik moet en zal naar Nederland. En hoewel ik niet voor de keuken ga, is het aan de Noordzee waar mijn smaakpapillen in de overdrive gaan. Het is de Indische keuken die me pakt.
Ik ben in Nederland voor topsport, dus kan maar heel mondjesmaat van al dat lekkers proeven. Iedere gram telt, want ik moet in vorm blijven. Van de overheid ben ik geen fan, dus ik doe geen beroep op een uitkering. Om financieel in leven te blijven werk ik als schoonmaker bij grote gezinnen. Mijn dagen beginnen heel vroeg en eindigen laat. Tijd om me te verdiepen in het land en haar geschiedenis heb ik niet, maar van die stoofpotjes geniet ik intens.
Het wordt anders als ik mijn man ontmoet. Hij is een wandelend geschiedenisboek. Toen ik hem vertelde dat ik vroeger als tienjarige met de trein van Charkiv naar Sint-Petersburg reisde, vertelde hij me langs welke stations die treinen liepen. Ik vond het al een wonder dat hij wist dat Charkiv een grote stad is en was totaal verbaasd dat hij de spoorlijnen en knooppunten kende. Zijn kennis is het resultaat van diepgaande studies over de tweede wereldoorlog, met als specialisatie Oost-Europa. Hij leerde me zelfs een paar dingen over mijn eigen geboortestad, maar vertelde me ook uitvoerig over het Nederlandse koloniale verleden, met zijn volkeren en talen. Hij liet me zien hoe immens groot die Indische archipel was en hoeveel mensen daar wel niet woonden. Het is net zo uitgestrekt als heel Europa (van Schotland tot de Oeral). Hij vertelde ook over de gitzwarte bladzijden en de invloed daarvan op de huidige samenleving, omdat iedere 5e Nederlander een band heeft met voormalig Nederlands-Indië.
We bezochten herdenkingen en monumenten en ik leerde dat de komst daarvan geen automatisme is. Dat er nog altijd hard voor gestreden wordt. Ook ontdekte ik dat veel Indische herdenkingen betaald worden door de Indische gemeenschap en sponsors, en georganiseerd worden door vrijwilligers.
De oogkleppen van de samenleving komen misschien nog het beste naar voren op 5 mei. Dan vieren we in Nederland de bevrijding, omdat het land aan de Noordzee toen grotendeels vrij was (op de Waddeneilanden na). In het grootste deel van het Koninkrijk ging de oorlog nog ruim drie maanden door, een periode waar in voormalig Nederlands-Indië meer slachtoffers vielen dan in vijf jaar oorlog aan de Noordzee, 104k Joden meegeteld. En daarna volgde de Bersiap waarin opstandelingen huis hielden met bamboe-speren. Een uiterst gewelddadige periode die een voorschot nam op de revolutie en de Nederlandse onderdrukking daarvan. Bij elkaar nog vijf jaar ellende, direct gevolgd door de oorlog in Papoea. Die strijdt woedt daar nog altijd, maar de doden door toedoen van het Indonesische leger halen nooit het nieuws.
Als vluchteling voel ik met ze mee. Misschien omdat ik de pijn van een volk op de vlucht ken. Zij kozen er niet voor om te vertrekken, maar werden gedwongen. Dat ze 75-80 jaar later nog altijd moeten strijden voor erkenning vind ik best gek voor zo’n sociaal, intelligent en rijk land.