
Als ik Arum dem Fayer speel, dan voel ik me doorgaans als een docent die een stuk onbekende geschiedenis komt duiden. Op het podium kruip ik in de huid van familieleden en toon ik een stukje uit hun leven, dat raakt aan een grote historische ontwikkeling. Als een verteller speel ik die levende geschiedenis voor een publiek dat vaak voorzichtig lacht en af en toe een traan wegpinkt. Gisteren in Zwolle maakte ik de omgekeerde situatie mee.

In de bomvolle synagoge van die prachtige Hanzestad mocht ik mijn familieverhaal Arum dem Fayer spelen. Ik keek door de ogen van mijn familieleden in de ogen van mensen die de geschiedenis door en door kennen, vaak aan den lijve gevoeld hebben. Mensen van wie de familienaam op de muren achter me staat. Ik vond het een grote eer en het ontroerde me tot op het bot.
Normaal wil ik de mooiste voorstelling spelen die ik uit mijn lichaam kan halen, maar die van gisteren werd de meest oprechte. Arum dem Fayer kwam rechtstreeks uit mijn ziel. Er werd volop gelachen, meegezongen en meegeklapt, en die warmte deed me enorm veel.
Na iedere voorstelling slaap ik doorgaans als een blok. Ook dat was gisteren anders. Ik had teveel te verwerken.
